-
1 bridle
n. teugel, toom--------v. hoofdtuig; breidel; hoofd in de nek gooienbridle1[ brajdl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————bridle21 (gepikeerd, verontwaardigd) het hoofd in de nek gooien♦voorbeelden:1 she bridled (up) with anger at his remarks • ze gooide boos het hoofd in de nek bij zijn opmerkingenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (een paard) het hoofdstel aandoen ⇒ tomen, tuigen♦voorbeelden:2 bridle one's tongue • zijn tong in toom/bedwang houden -
2 she bridled (up) with anger at his remarks
she bridled (up) with anger at his remarksEnglish-Dutch dictionary > she bridled (up) with anger at his remarks
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский